Deze Lochnagar krater ontstond na de ontploffing van een dieptemijn op 1 juli 1916, het startsein van het grote Somme offensief van Britten en Fransen. Met 91 m diameter en een diepte van 21 m is dit de enige van een reeks mijnkraters die toegankelijk is voor het publiek, omdat ze eigendom is van een Brit.

In Beamont-Hamel leed het Canadese Newfoundland Regiment enorme verliezen toen ze op op 1 juli 1916 hun loopgraven verlieten. Vandaag de dag zijn de loopgraven en bomkraters nog duidelijk zichtbaar. De site omvat ook een bezoekerscentrum, een monument voor de gesneuvelden en meerdere begraafplaatsen.

De Tour d'Ulster herdenkt de Ierse slachtoffers van de slag aan de Somme. Het monument is een kopie van een toren in de buurt van Belfast en is gelegen in het trainingskamp van de 36e divisie die op 1 juli 1916 werd ingeklemd tussen de Duitse vuurlinie en de Britse artillerie.

Het Frans-Britse monument van Thiepval herdenkt de ruim 70.000 vermisten van de slag aan de Somme. Net als bij de Menenpoort in Ieper, staan duizenden namen in de muren gegrift. Het bezoekerscentrum vertelt het verloop van WO1 en in het bijzonder de gebeurtenissen op 1 juli 1916. Op de eerste dag van het Somme offensief verloren bijna 20.000 mensen het leven en bijna 40.000 werden gewond: de bloedigste dag uit de Britse militaire geschiedenis. Ter vergelijking: bij de landing op D-Day 1944 bedroegen de verliezen 10.000 manschappen (doden, gewonden, vermisten, krijgsgevangenen).

Het dorpje Pozières, gelegen op een heuvelrug, telt heel wat monumenten die herinneren aan de felle gevechten in 1916. Op 23 juli kwamen hier voor het eerst Australische troepen in actie. Ze slaagden erin het Duitse bolwerk te veroveren en stand te houden, mits tienduizenden verliezen. Een ander gedenkteken markeert de plaats waar op 15 september 1916 voor het eerst tanks werden ingezet, weliswaar zonder resultaat.